Uit het zwarte water duikt een schol vliegende vissen op. Ze openen hun vleugels met een ‘vrrt’ geluid en schieten dan glinsterend in het maanlicht in zigzag over de golven. Enkele meters verder duiken ze weer onder. De wind staat op de boeg van het houten scheepje. Vijftig voet tropisch hardhout gromt zich de nacht door. De afbladderende verf plakt van de zoute zeewind en op het achterdek hangen in zwarte rook drie onderbroeken te drogen. Ik word op mijn schouder getikt. Twee keer, tap-tap.
Achter mij staat de oude Guyanese kapitein met een geniepige grijns. Zonder een woord uit te brengen maakt hij me duidelijk dat ik op zij moet gaan. Ik veer op en laat de oude man passeren.
In het licht van een gloeilamp schuifelt hij houterig langs de reling naar het achterdek. Daar vat hij met zijn linkerhand krampachtig een steunpaal, opent met zijn andere hand zijn gulp en begint na enkele tellen overboord te zeiken. Wanneer hij terugschuifelt om zich weer op zijn brits te leggen vraag ik of alles goed met hem gaat. Hij fronst zijn wenkbrauwen, kijkt me boos aan en schreeuwt; ‘Ik heb zin in bier, godverdomme! Haal bier voor me! Witte klootzak!’
Enkele dagen eerder is het 5 december geweest, pakjesavond in de tropen. Met dertig graden en volle zon hadden Sinterklaas en Zwarte Piet voet aan wal gezet onder de palmbomen van het eiland Sint Maarten. Een schare juichende kinderen eromheen. Ook ik had zo mijn verlanglijstje. Daarop stond eigenlijk maar één ding; een lift. Na ruim drie weken van slentertochten over het eiland was ik de hoop aan het verliezen dat ik mijn droom nog zou kunnen verwezenlijken.
Ik was sinds de tijd dat ik nog mijn schoentje zette gegrepen door verhalen van ontdekkingsreizigers, en wilde mijn kinderfascinatie naleven door een reis te maken die ongeveer zo zou moeten gaan. Reizen als avontuur, over land en zee naar een verre bestemming. Waarheen? Naar Suriname, een land waarover mijn Surinaamse basisschooljuf fantastische verhalen vertelde. Op die kinderleeftijd kon een reis daar naartoe slechts in de fantasie plaatsvinden, dat moest wel avontuur zijn. Niet vliegen dus, wat in negen uur blijkt te kunnen als je groot bent, maar land en zee doorkruisen. Zonder eigen vervoer werd dat liften. Liften naar Suriname. Avontuurlijker kon haast niet, gewoon op een dag de deur dichttrekken en beginnen met lopen. Zonder planning, maar met een doel voor ogen. Hopend dat elke stap die je zet je dichter bij je doel kan brengen. Vanaf een tankstation in Nederland belandde ik zo na ruim twee maanden zwerven op het Caribische eilandje Sint Maarten.
Het duurde weken voordat ik een bootje vond waarop ik mee mocht varen. Het cadeautje kwam na 5 december en ik zou er heen moeten zwemmen want het lag in de baai voor anker. Een houten vrachtscheepje uit Guyana. Ik kreeg de eigenaresse te spreken en mocht van haar mee, tot grote ergernis van de bemanning. Een eigen naam had ik niet meer sinds ik aanmonsterde bij de vijf ongeletterde Guyanese zeelui en voortaan zou ik ‘white boy’ heten. Een naam die niet gezegd maar slechts geschreeuwd zou worden en altijd in combinatie met een bevel. ‘White boy wash the fucking dishes!’ ‘White boy bring me the knife!’ ‘White boy clean up the deck!’ Het was een rechtstellende actie van de vijf mannen namens een land dat amper ontwikkeld was, en waarin ze geen andere kans hadden gehad dan op jonge leeftijd aan het werk te gaan. Voor mij maakt huidskleur geen verschil, het valt me niet eens op, en als iemand mij zou vragen waarom Zwarte Piet zo donker is zou ik zonder enige twijfel naar de schoorsteen wijzen. De Guyanezen zagen het anders, wit zijn was onrechtvaardig aangezien gekleurden dat niet waren. Wit stond namelijk voor welvaart, oneerlijk verkregen door geboorte in het rijke noorden. Gekleurd zijn was armoe en hard werken. White boy zou daarom een harde tijd worden gegund.
De dagelijkse klusjes die ik aan boord van het schip moet doen deren mij niet. Het inruimen van onze pakjesboot bleek het meeste werk te vergen. Onder zwepende bevelen sjouwde en tilde ik allerhande lading, van pakken sap tot zakken snoep met daaronder verstopt flessen alcoholische drank om de Guyanese invoerbelasting te ontduiken. Buitengaats blijkt het minder hard werken. Op zee is eigenlijk zo weinig te doen dat mijn dagelijkse taak zich beperkt tot de afwas. Aan de sociale verhoudingen verandert echter niks. Tegen white boy blijft worden geschreeuwd en zolang ik aan boord ben zal ik mijn huidskleur moeten voelen. Ik onderga het gelaten. Echt vrolijker wordt ik er niet van, maar heel naar voel ik me er ook niet onder, ik heb immers wat ik verlangde. Ik heb mijn lift, dit is avontuur.
Pakjesavond is al geweest, maar onderweg naar Guyana regent het cadeautjes. Presentjes voor de Guyanezen welteverstaan. De Guyanezen willen cola en komen er achter dat de witte het heeft. ‘Heuhj white boy, geef me’, de kapitein gebaart uitdrukkingsloos dat er iets in zijn beker moet. De rest van de bemanning vindt mijn fles zelf wel. Mijn ananas, mijn krentenbollen, de batterijen uit mijn fototoestel, ik speel gedwongen voor Sinterklaas. Ik ben het er niet mee eens, dit maakt de wereld er niet rechtvaardiger op, maar echt veel mogelijkheid om er tegenin te gaan heb ik niet.
Ik begrijp het wel, hun onvrede. Het schrijnende verschil tussen het gebrek aan kansen voor hen, geboren in een derdewereldland, en de overvloed aan mogelijkheden die iemand uit de ontwikkelde wereld voorligt. De overvloed van keuzes in onderwijs, het voorrecht om überhaupt naar school te kunnen gaan. De mogelijkheid om daarnaast nog tijd te hebben voor luxezaken zoals hobby’s, of de vraag wat je na afronding van je middelbare school moet doen. Welke vervolgopleiding moet je kiezen? Je zou natuurlijk ook een jaar kunnen gaan reizen. Maar dan is de grote vraag; waarheen dan wel niet? De wereld ligt open.
Ik koos er voor om na mijn studie een jaar te gaan reizen. Op weg naar avontuur zoals ik dat als kind had willen beleven. Misschien ben ik wel nog niet helemaal opgegroeid. Ik voelde de mogelijkheid die kinderdroom te beleven en zo ging ik op reis. Ik geniet er zielsveel van en ervaar min of meer hoe reizen voor het vliegtuigtijdperk moet zijn geweest. Een verre bestemming is ver en niets staat vast. Dat is mooi om te ervaren, maar een luxe ervaring. Op deze manier van reizen ben ik terecht gekomen op een krakend houten vrachtscheepje. Voor mij een bijzonder avontuur waar voor te kiezen is, voor de vijf mannen aan boord de enige realiteit. Ik ben nog niet helemaal opgegroeid en zit met mijn jeugdige hang naar avontuur op een boot met mannen die in de noordelijke zin van het woord misschien wel nooit echt kind zijn geweest. Van jongs af aan heeft iedereen moeten werken.
Op de derde dag van de reis naar Guyana heb ik een kort gesprek met de scheepskok van de bemanning, hij is de enige die af en toe iets terugzegt als ik wat vraag. De kok blijkt al vanaf zijn twaalfde op zee te werken. Eerst op vissersschepen en later op vrachtscheepjes zoals deze. ‘Dan ben je daarvoor zeker naar school geweest?’ vraag ik. ‘Neuh,’ is het antwoord. Daarvoor heeft hij op een boerderij gewerkt.‘Ben je dan wel naar school gegaan?’ ‘Ah… een beetje,’ zegt de kok. ‘Hé, kun je lezen wat hier op mijn T-shirt staat?’ vraag ik hem. ‘Nee.’ Hij grijnst. De kok kan lezen noch schrijven. Is dit het dan voor hem? ‘Vind je dit werk leuk om te doen, ben je tevreden op dit schip?’ Ach ja, tevreden is hij wel. Tussen de grote hoeveelheid kansen die ik in het noorden van jongs af aan heb gekregen vond ik altijd wel nieuwe dingen om op mijn verlanglijst te zetten. Zulke verlangens moet een Guyanese scheepskok toch ook hebben? Dus ik vraag hem, ‘Heb je dromen? Heb je een doel, zou je iets nog graag willen in je leven?’ De kok kijkt mij onbegrijpend aan en zwijgt. ‘Was er dan iets dat je als kind graag wilde doen?’ vraag ik hem. Hij denkt na. ‘Ah, ik weet niet…’ zegt hij. ‘Ik wilde op een schip werken.’ ‘En dat doe je nu,’ zeg ik. De kok moet lachen. Dan zwijgen we en kijken uit over zee.
Wellicht verlies je het geloof in dromen ook wel snel, als je zo jong al volwassen worden moet.
Dan behoed je jezelf voor de kwelling van het verlangen naar wat buiten je bescheiden directe mogelijkheden ligt. Zoals de oude kapitein geef je dan met je cynisme op de wereld geen commentaar op de krantenkoppen omdat je ze toch niet lezen kan. Je houdt het bij een biertje, wat net even wat lekkerder smaakt als hij door white boy geserveerd wordt.
***
In deze column is een onderdeel van de reis Liften naar Suriname uit het gelijknamige boek uitgelicht. Wanneer een ander onderdeel was gekozen had het hier net zo goed kunnen gaan over seks, muiterij, beroving, hulp, wanhoop, vrienden, hoeren, drank, de eenzaamheid van de oceaan of het eerste land in zicht en het feest dat daarop volgde.
Daan Goppel
Wil je meer lezen over Liften naar Surinam of het boek bestellen? Klik hier.