De afgelopen weken hebben we al het een en ander over het schrijfproces besproken: Tips, richtlijnen, inspiratie, je personage tot leven laten komen, elementen voor een goed verhaal en het vertelperspectief.
Deze week wil ik ingaan op twee belangrijke thema’s:
- Expliciet zijn
- Show, don’t tell!
Wees expliciet
Wat bedoel ik met expliciet zijn …? Schrijf niet dat je personage drinkt. Nee, je personage drinkt koffie. Of nog beter, je personage drinkt een Latte Macchiato uit een groot glas met daarbovenop een laagje cacao. Op haar bovenlip heeft ze een melksnor.
Dus ook niet:
Je personage (in mijn geval Dido) heeft voor haar achttiende verjaardag een auto gekregen. Nee! Dido heeft voor haar achttiende verjaardag van haar ouders een felblauwe Renault Twingo gekregen. Met een schuifdak. En lichtmetalen velgen. Haar droomauto. Ze springt een gat in de lucht en belt meteen haar beste vriendinnen om het goede nieuws te vertellen.
Show, don’t tell!
De term zegt al wat de bedoeling is. Zeg niet wat er gebeurt maar laat het zien. Je verhaal zal beduidend aan geloofwaardigheid winnen en de lezer zal je verhaal in gezogen worden.
Laten we beginnen met een simpel voorbeeld.
Tell: Dido is verschrikkelijk boos.
Show: Dido’s wangen worden vuurrood en haar ogen spuwen vuur. Ze stampt de kamer uit en gooit de deur met een gigantische knal achter zich dicht. Zo!
Tell: Dido baalt dat het haar weer niet gelukt is om niet te snoepen. Op deze manier zal ze nooit afvallen.
Show: Dido kijkt naar de Bonbonblocverpakking. In een paar minuten tijd heeft ze bijna 1200 calorieën naar binnen gewerkt, leest ze. Met de verpakking nog in haar handen loopt ze naar de spiegel en bekijkt zichzelf uitgebreid. Haar billen zijn te dik. Door de katoenen broek heen ziet ze de putjes op haar dijen. Haar buik vertoont een bolling. Met een ruw gebaar maakt ze een prop van de verpakking en gooit deze in een hoek. Dan draait ze zich met gebogen hoofd om en sloft naar de wc. Ze kan maar aan een ding denken. Die calorieën moet weg. Dan steekt ze haar vinger in haar keel.
De lezer zal het voor waar aannemen als jij zegt dat Dido baalt omdat het haar weer niet gelukt was om niet te snoepen. Alleen zal hij of zij daar weinig emotie bij voelen. Maar als Dido haar vinger in haar keel gaat steken om de 1200 calorieën die ze net naar binnen gewerkt heeft weer te lozen, dan zal de lezer veel meer met haar begaan zijn.
De clou van Show, don’t tell is dus om de emotie van je personage niet te benoemen!
Een voorbeeld waar het expliciet beschrijven en het show, don’t tell in een scène samenkomt:
Je personage speelt een spelletje en wordt boos. Je weet nu dus dat je expliciet moet zijn en niet moet schrijven dat je personage een spelletje speelt. Nee, Dido (mijn personage) is Wordfeud aan het spelen. En nu wordt ze dus boos omdat ze alleen maar medeklinkers heeft. Dit laatste gaan we laten zien, niet vertellen.
Dido hangt op de bank met haar Blackberry in haar handen. Als ze de letters op haar scherm ziet verschijnen begint ze te vloeken. Alleen maar medeklinkers. Ze speurt het scherm af op zoek naar een mogelijkheid om toch een woord te vormen. Maar niets. Alweer niet. Ze moet nu voor de derde keer passen. Grommend drukt ze op de Resign knop. Dan staat ze op en smijt haar smartphone op de bank. Weg met het stomme spel! Ze gaat nooit meer Wordfeud spelen.
We hopen dat we jullie met deze tips weer wat handvaten gegeven hebben om jullie verhaal nog beter te maken. Succes!