De vijftienjarige Nathan groeit op in het moderne Engeland, waar witte en zwarte heksen naast gewone mensen leven. De witte heksen zijn goed, de zwarte heksen slecht, zo leert hij van jongs af aan. Zelf stamt hij af van beide: zijn vader is de meest gevreesde zwarte heks en berucht om zijn duistere magie; zijn moeder, een witte heks, is dood. De witte heksen zijn bang voor Nathan en sluiten hem op tot zijn zestiende verjaardag.