Geplaatst op 3 Reacties

Schrijfoefening: Creëer een complexe slechterik

Als het op het schrijven van fictie aankomt, hebben we allemaal onze eigen uitdagingen. Voor sommigen is het een hele strijd om met goede namen voor personages te komen. Voor anderen is het dan weer moeilijk om een realistische dialoog te schrijven. Of misschien heb je wel problemen met het schrijven van een echt goede slechterik, en dan bedoel ik eigenlijk een echte slechte slechterik. Het grappige aan schrijven is, dat het enige wat we soms moeten doen, is ons met hen vereenzelvigen, en dan krijgen we plots een hoop oplossingen. Want slechteriken zijn ook in het echte leven te vinden.

Iedereen die een goed verhaal wil schrijven, heeft een personage nodig dat op een bepaald punt spanning schept en op gespannen voet staat met de krachten van het goede. Zelfs voor dichters en non-fictie schrijvers is de bekwaamheid om een complexe slechterik te creëren een verbetering voor het schrijven.

Slechteriken zijn overal

Een vriend die je vergeet terug te bellen wordt een in zichzelf gekeerde baas die haar werknemers verwaarloost en laat overwerken. Je zus laat de melk slingeren en plots wordt ze een bankhanger die haar familie en vrienden enkel voor haar eigen voordeel gebruikt. Kijk eens rond en merk andermans gebreken op. Bedenk dan wie of wat ze zouden zijn als die gebreken worden verfraaid en vergroot zodat hun goede kwaliteiten en positieve eigenschappen overschaduwd worden. Plotseling worden slechteriken voor je geboren, de een na de ander, als een kudde van kleine, kwade trollen.

Enkele oefeningen voor het creëren van slechteriken

Deze week focussen we op het creëren van slechteriken, en voor ik tot de echte oefeningen kom vraag ik je dit: let eens goed op de mensen om je heen. Niemand is perfect. Zelfs de mensen van wie je het meest houdt hebben tekortkomingen – die je soms gek kunnen maken – die je kan veranderen en overbrengen naar het standpunt van de slechterik. Neem hun gebreken, rare trekjes, en momenten van morele achteruitgang en overdrijf ze in een personage met vervelende eigenschappen.

1. Kies een model voor jouw slechterik – een gewoon persoon, een celebrity, een crimineel uit het nieuws en onderzoek de gebreken en zwakheden van die persoon. Hoe hebben ze anderen onrecht aangedaan? Doe hun positieve trekken weg, vergroot hun negatieve trekken, en schrijf een korte schets van het personage. Wat is zijn of haar naam? Hoe ziet hij of zij eruit? Wat gaat er in zijn of haar hoofd om dat hem of haar toestaat om anderen zo slecht te behandelen?

2. Geef je slechterik een luguber verleden – wat voor verschrikkelijke dingen heeft je slechterik gedaan in zijn of haar leven? Sommige slechteriken zijn gewoon herrieschoppers; anderen zijn gestoorde psychopaten. Hoe extreem is jouw slechterik?

3. Identificeer jezelf met hem of haar – wat is er misgegaan dat jouw slechterik zo duister heeft gemaakt? Of was hij of zij gewoon zo geboren?

4. Complexe slechteriken doen goede dingen – de meest interessante slechteriken zijn niet helemaal slecht. Ze hebben een zak voor puppies of schrijven zoetsappige liefdesgedichten. Tegengestelde persoonlijke eigenschappen voegen diepte en geloofwaardigheid aan je personages toe. Beschrijf de goede kanten van je slechterik (maar maak ze niet te lang!)

5. Zet je slechterik in een scène – maar doe er zeker een dialoog bij zodat je kan uitwerken hoe je personage communiceert. Probeer om je slechterik een onderscheidende stem te geven. Is hij of zij vermomd als een van de goede? Of brengt de slechterik elke minuut van de dag door met het begaan van slechte daden?

Maar het allerbelangrijkste, zie er de lol van in! Slechteriken zijn de personages van wie we houden om ze te haten omdat ze de vervelende obstakels zijn en onze helden uitdagen om zichzelf te bewijzen. Of je nu complete bad guys schrijft zoals Lord Voldemort of meer subtiele, complexe bandieten zoals Catwoman; geef je slechteriken kleur, karakter en problemen.

En een belangrijke waarschuwing; laat ze niet te diep toe in je hoofd!

Geplaatst op 8 Reacties

Zintuiglijk schrijven

Elke schrijver wil dat de lezer zich verliest in zijn verhaal. Een aantal tips om dat te realiseren zijn al voorbij gekomen. Vandaag doen we daar een schepje bovenop door gebruik te gaan maken van onze zintuigen. Allemaal maken we gebruik van onze zintuigen. Om jouw verhaal nog geloofwaardiger te maken is het dan ook belangrijk om ‘zintuiglijk te schrijven’. We gaan vandaag dan ook laten zien hoe je dat het beste kunt doen.

Zien
We gebruiken de hele dag onze ogen. Je loopt op straat en neemt van alles waar. Een ruziënd stel op de hoek van de straat. Een menselijk standbeeld. Een billboard met daarop een mooie vrouw in lingerie. Maar we zijn ook op een andere manier visueel ingesteld. We kijken naar tv of naar ons beeldscherm. We gaan naar de bioscoop. Enzovoort.

Het is heel belangrijk om je lezer een goed beeld te geven en daar een indruk bij te schetsen. Waar is je personage? Wat ziet hij of zij? Welke beelden zijn belangrijk?

Horen
Zelf ben ik erg auditief ingesteld. Ik luister graag naar de teksten van liedjes op de radio. Ook gesprekken in bus, trein of elders vind ik erg interessant om ‘af’ te luisteren.

Zorg ervoor dat je hier in je tekst aandacht aan besteedt. Natuurlijk doe je dat door dialogen te schrijven. Maar ook door aan gesprekken te refereren. Ze vertelde me gisteren nog dat ze nog niet aan een vriendje toe was. En nu staat ze daar te flirten met Tibbe. Of door je personage een gesprek af te laten luisteren. Er zijn natuurlijk legio mogelijkheden.

Ruiken
Over ruiken zou ik hele pagina’s vol kunnen schrijven. Ik vind geur ontzettend belangrijk. ’s Morgens begint het al met het opspuiten van mijn favoriete geur Allure van Chanel. Ik kan niet zonder!! En elke dag brand ik wierook, daar kan ik echt van genieten. Maar denk ook eens aan de geur van vers gezette koffie. Of van een cake of een appeltaart die in de oven staat.
En aan de andere kant … ik kan echt gruwelen van zweetlucht.
Of … de alarmbellen die gaan rinkelen bij brandlucht.

Maak gebruik van geuren in je tekst. Zuig je lezer er je verhaal mee in. Beschrijf de geur uitgebreid en laat je lezer mee ruiken.

Proeven
Ook het zintuig proeven kun je goed in je verhaal verwerken. Laat je personage bijvoorbeeld iets proeven wat je zelf niet lust. En beschrijf dan het gevoel op de tong. De bittere smaak. Of juist zuur. Wat doet je personage. Houdt hij of zij zich groot en slikt hij of zij het vieze goedje door? Of spuugt hij of zij het uit, terwijl de rillingen over zijn of haar lichaam lopen.

Natuurlijk kun je ook overheerlijke geuren beschrijven. Aardbeien met slagroom. Warm appelgebak met kaneel. Bonbonbloc die op je tong smelt.

Leef je uit!

Voelen
Ik moet zelf altijd lachen om mijn kinderen. Die willen altijd voelen. Het maakt niet uit aan wat. Een muur. Een koekje. Aan schoenen. Make-up. Zelf hebben we die neiging niet zo. Misschien moeten we dat toch eens vaker doen. Natuurlijk weten we dat iets koud is. Of warm. Heel heet. Maar hoe voelt een glas? Glad. Toch een beetje ‘zacht’. De tafel? Hard. Met nerven of misschien glad? Voel en beschrijf dat gevoel.

Zesde zintuig: Intuïtie
Natuurlijk is het ook een must om te schrijven over intuïtie. Schrijf over het gevoel van je personage. Komt hij of zij ergens en wordt hij of zij ineens gespannen. Voelt hij of zij dat er iets staat te gebeuren? Dat het niet veilig is. Show it! Maar laat de andere kant ook zien. Dat je personage voelt dat het wel snor zit. Laat je personage iemand ontmoeten die goed (of slecht) nieuws heeft en je personage weet het al voor dat de ander het nieuws heeft kunnen vertellen.

Tot slot:

Oefening
Ik heb ooit eens, tijdens een workshop schrijven, een voorwerp aan een grondig onderzoek moeten onderwerpen. Op dat moment was dat een glas Coca Cola. Ik moest naar het glas en de cola kijken. Bruin/zwart. Bubbels. Doorzichtig. Ik moest er naar luisteren. Sissen. Ik moest voelen. Het koude van het glas. Het natte van de condens. En het natte van de cola. Daarna moest ik proeven. Lekker zoet. Koud. Prikkelend op de tong. Maar het was niet alleen de cola die ik moest proeven. Ook het glas. Koud en hard. Een beetje ‘glad’.

Probeer dat eens een paar keer. Het leukste is natuurlijk om dat te doen met een onderwerp van je personage. Leef je in. Schrijf er uitgebreid over.

Veel succes weer, schrijf ze en tot volgende week!!

Geplaatst op 4 Reacties

De lijst!

Er zijn van die dagen dat inspiratie ver te zoeken is. Je hebt al een aantal hoofdstukken geschreven, maar je hebt last van een (zogenaamde) writersblock. Wat dan? Je surft gewoon naar www.young-adults.nl en gaat aan de slag met een van onze schrijfoefeningen die, zeker weten, garant staat voor inspiratie.

Deze week is het tijd voor een van mijn favoriete oefeningen. De lijst! De lijst is een opsomming van zelfstandige naamwoorden. Maak de lijst zo lang je wilt. Mensen, dieren, dingen, gevoelens, tijd en ruimte, plaatsen, eigenschappen, gebeurtenissen, denkbeeldige zaken of personen, alles mag op de lijst. En breidt de lijst, bij tijd en wijle, uit. Hoe langer de lijst, hoe meer inspiratie.

Volgende stap

Lees het laatste hoofdstuk van je verhaal door zodat je goed weet waar je gebleven bent en lees dan de lijst met je zelfstandige naamwoorden door. Kies daar één of twee woorden (bijvoorbeeld een emotie waar je personage last van kan hebben of een bepaalde plaats waar je personage van plan is naar toe te gaan) uit die zouden kunnen passen bij het onderwerp van je verhaal en schrijf daar een korte scène over.

De kast
Het eiland
Het paard
De heer
De grootvader
Het geluk
Het zwaard
De rots
Het graf
Het bos
Luilekkerland
De bloem
De elf
Het lichaam
De buurman
Het restaurant
De aarde
De schim
Het lot
Het duitser
De nacht
De liefde
De traan
De schuld
De oorzaak
De dag
Het ongeluk
De oorzaak
Verweggistan
De kabouter
De wind
De dood

Ik heb gekozen voor ‘de traan’ en ga daar een scène over schrijven. Probeer ook de schrijftips van de afgelopen weken tijdens deze oefening in gedachten te houden. We hebben het eerder gehad over show don’t tell en specifiek zijn. Op die manier behaal je het beste resultaat en heb je de meeste kans dat de oefening ook echt bruikbaar is voor je verhaal.

Hieronder vind je mijn resultaat:

Al die weken had ik mijn gevoelens diep weggestopt. De woede jegens Jasmijn. Waarom moest Jasmijn steeds weer over me heen walsen? De onmacht. Waarom heb ik zo’n moeite met het opkomen voor mezelf? Maar ook het verdriet. Wat doet het pijn dat Timber niet de Timber is die ik voor ogen had. En nu tuimelen alle emoties als rotsblokken door mijn lijf. Ze willen niet meer opgesloten zitten.

Ze willen eruit. Verlost worden. Als ik de tranen over mijn wangen voel kriebelen gooi ik me op het bed. Ik bijt op het kussen en smoor zo mijn schreeuw. Mijn vuisten bonken op de matras. Steeds harder en harder. Tot ik geen sprankje kracht meer in me heb. Dan rol ik mezelf op als een egel. Ik wieg heen en weer. Tot mijn ademhaling weer rustig is. Een besluit heb ik genomen. De oude Dido bestaat niet meer. Vanaf vandaag ga ik opkomen voor mezelf. Eindelijk!

Ik hoop dat deze oefening ook bij jullie voor veel inspiratie zal gaan zorgen. En natuurlijk kan dit lijstje leiden tot inspiratie voor andere lijstjes. Bijvoorbeeld een lijstje met gevoelens.

Zet hem op en tot volgende week.

Geplaatst op 5 Reacties

Show, don’t tell

De afgelopen weken hebben we al het een en ander over het schrijfproces besproken: Tips, richtlijnen, inspiratie, je personage tot leven laten komen, elementen voor een goed verhaal en het vertelperspectief.

Deze week wil ik ingaan op twee belangrijke thema’s:

  • Expliciet zijn
  • Show, don’t tell!

Wees expliciet

Wat bedoel ik met expliciet zijn …? Schrijf niet dat je personage drinkt. Nee, je personage drinkt koffie. Of nog beter, je personage drinkt een Latte Macchiato uit een groot glas met daarbovenop een laagje cacao. Op haar bovenlip heeft ze een melksnor.

Dus ook niet:

Je personage (in mijn geval Dido) heeft voor haar achttiende verjaardag een auto gekregen. Nee! Dido heeft voor haar achttiende verjaardag van haar ouders een felblauwe Renault Twingo gekregen. Met een schuifdak. En lichtmetalen velgen. Haar droomauto. Ze springt een gat in de lucht en belt meteen haar beste vriendinnen om het goede nieuws te vertellen.

Show, don’t tell!
De term zegt al wat de bedoeling is. Zeg niet wat er gebeurt maar laat het zien. Je verhaal zal beduidend aan geloofwaardigheid winnen en de lezer zal je verhaal in gezogen worden.

Laten we beginnen met een simpel voorbeeld.

Tell: Dido is verschrikkelijk boos.

Show: Dido’s wangen worden vuurrood en haar ogen spuwen vuur. Ze stampt de kamer uit en gooit de deur met een gigantische knal achter zich dicht. Zo!

Tell: Dido baalt dat het haar weer niet gelukt is om niet te snoepen. Op deze manier zal ze nooit afvallen.

Show: Dido kijkt naar de Bonbonblocverpakking. In een paar minuten tijd heeft ze bijna 1200 calorieën naar binnen gewerkt, leest ze. Met de verpakking nog in haar handen loopt ze naar de spiegel en bekijkt zichzelf uitgebreid. Haar billen zijn te dik. Door de katoenen broek heen ziet ze de putjes op haar dijen. Haar buik vertoont een bolling. Met een ruw gebaar maakt ze een prop van de verpakking en gooit deze in een hoek. Dan draait ze zich met gebogen hoofd om en sloft naar de wc. Ze kan maar aan een ding denken. Die calorieën moet weg. Dan steekt ze haar vinger in haar keel.

De lezer zal het voor waar aannemen als jij zegt dat Dido baalt omdat het haar weer niet gelukt was om niet te snoepen. Alleen zal hij of zij daar weinig emotie bij voelen. Maar als Dido haar vinger in haar keel gaat steken om de 1200 calorieën die ze net naar binnen gewerkt heeft weer te lozen, dan zal de lezer veel meer met haar begaan zijn.

De clou van Show, don’t tell is dus om de emotie van je personage niet te benoemen!

Een voorbeeld waar het expliciet beschrijven en het show, don’t tell in een scène samenkomt:
Je personage speelt een spelletje en wordt boos. Je weet nu dus dat je expliciet moet zijn en niet moet schrijven dat je personage een spelletje speelt. Nee, Dido (mijn personage) is Wordfeud aan het spelen. En nu wordt ze dus boos omdat ze alleen maar medeklinkers heeft. Dit laatste gaan we laten zien, niet vertellen.

Dido hangt op de bank met haar Blackberry in haar handen. Als ze de letters op haar scherm ziet verschijnen begint ze te vloeken. Alleen maar medeklinkers. Ze speurt het scherm af op zoek naar een mogelijkheid om toch een woord te vormen. Maar niets. Alweer niet. Ze moet nu voor de derde keer passen. Grommend drukt ze op de Resign knop. Dan staat ze op en smijt haar smartphone op de bank. Weg met het stomme spel! Ze gaat nooit meer Wordfeud spelen.

We hopen dat we jullie met deze tips weer wat handvaten gegeven hebben om jullie verhaal nog beter te maken. Succes!

Geplaatst op 10 Reacties

Schrijfoefening: Titelschrijven

Het is alweer het einde van de maand. Een mooi moment om een schrijfoefening met jullie te delen. Wat doe je als je wilt schrijven, maar je hebt geen idee waar je over wilt schrijven? Of je hebt geen inspiratie?

Aan de slag

Zelf ga ik dan aan de slag met oefeningen die ik door je jaren heen heb gedaan tijdens een van mijn vele schrijfcursussen. Vaak prikkelt een van die oefeningen mij en komt de inspiratie vanzelf. De ene keer rolt er een mooie scène uit, en die scène inspireert weer tot verder schrijven. Soms schrijf ik een paar mooie zinnen

waar ik op het moment zelf niets aan heb, maar waarvan ik weet dat het ooit wel nog van pas kan komen. En soms komt er geen inspiratie maar dan troost ik me met de gedachte dat ik toch even lekker heb geschreven.

De volgende oefening doe ik regelmatig. Het is een oefening die Henny Fortuin, schrijfster van negen boeken en schrijfcoach, gebruikt tijdens de schrijfmarathon (erg leuk, ik heb nu drie keer meegedaan en de volgende keer ben ik weer van de partij www.schrijfavontuur.nl).

Benodigdheden

  • Eierwekker/stopwatch o.i.d.
  • Papier
  • Pen

Zet de eierwekker/stopwatch op drie minuten. Schrijf in die drie minuten zoveel mogelijk, maar minimaal 20, titels op. Als je een titel bedenkt, ga die dan niet meteen scannen op perfectie. Gewoon opschrijven!

Waarschijnlijk vraag je je af waarom je 20 titels op moet schrijven en niet 3, 4 of 5. Dit doe je omdat je eerste gedachten vaak vanzelfsprekend zijn. Hoe meer titels je opschrijft, hoe meer je op dreef komt en des te verrassender zullen je titels worden. Bedenkt titels over boeken die je gelezen hebt, over een interessant nieuwsbericht, over een situatie op school of op het werk. Alles mag.

Na die drie minuten kies je een titel die je aanspreekt en waar je wel een verhaal over zou willen schrijven. Als je de titel gekozen hebt, bedenk dan wat voor een verhaal het zou kunnen worden. Een spannend verhaal? Een romantisch verhaal? Wie is je hoofdpersoon? Hoe oud is hij of zij? Wat gaat er gebeuren? En begin dan te schrijven.

Eigen voorbeeld

Hieronder vind je als inspiratie mijn uitwerking

  1. Duivelse praktijken
  2. Chaos
  3. Liefdesverdriet
  4. Waanzin
  5. Het huisje in de duinen
  6. De klok sloeg twaalf
  7. Onrustige tijden
  8. Een heks op hakken
  9. De tent
    10.  Festival
    11.  Verlaten
    12.  De geheimzinnige koffer
    13.  Nooit meer goed
    14.  Hotel Amsterdam
    15.  Blue Curaçao
    16.  Dag versus nacht
    17.  Mijn naam is Sam
    18.  Hels verdriet
    19.  Nooit meer gewoon
    20.  Een nieuw begin
    21.  Diner voor twee
    22.  Het spel
    23.  De buurvrouw
    24.  Middernachtzoen
    25.  Donkere luchten
    26.  Enkele reis
    27.  Eindstation
    28.  Negers in de nacht
    29.  Heimwee
    30.  Honger naar meer

Voorbeeld van eigen hand

Ik kies de titel de verlaten hut. Ik denk aan een spannend verhaal. Met twee hoofdpersonen. Gregor en Mustafa, allebei zeventien jaar oud. Ze zijn op vakantie aan zee. Als ze in de duinen rondstruinen, vinden ze een verlaten huisje. De deur staat open …

Gregor staat net gebukt en strikt zijn veters als Mustafa het ineens op een lopen zet.
‘Hé Mus, niet weer …’


Even twijfelt Gregor of hij gewoon zal blijven staan. Hij heeft nu even geen zin in die spelletjes van zijn vriend. Mus is af en toe net een klein kind. Zodra hij even een kans ziet om zich te verstoppen doet hij dat. Toch trekt hij een sprintje, de duinen in, op zoek naar zijn vriend. Onder het rennen kijkt Gregor om zich heen, maar hij ziet zijn vriend nergens. Dan ziet hij een grote duin. Hij weet zeker dat Mustafa zich daar verscholen heeft. Gregor gaat langzamer lopen om zo weinig mogelijk geluid te maken. Hij zal zijn vriend een koekje van eigen deeg geven.

Het laatste stukje sluipt hij dichterbij en dan springt hij achter de duin. ‘Ik heb je …’
Gregor blijft staan en kijkt om zich heen. Waar is Mus nou? Het enige wat hij hoort is het ruisen van de wind en het klotsen van de golven op het strand. Dan ziet hij in de verte iets. Een hut? Een huisje? Misschien heeft Mus zich daar wel verstopt. Op zijn hoede loopt hij naar het huisje onderwijl om zich heen kijkend of Mustafa niet ineens tevoorschijn komt. Maar zijn vriend is nergens te bekennen.


Voor het huisje blijft Gregor even stilstaan. De deur is groen. De rest van het huis is beige, exact dezelfde kleur als het zand. Op de ramen zit een soort van waas. Alsof de ramen al jaren dringend aan een wasbeurt toe zijn. In de hoeken van de ramen zitten spinnenwebben. Het huis heeft maar een verdieping. Een rilling trekt over Gregors ruggengraat naar beneden als het ineens hard begint te waaien. Hij kijkt naar de lucht en ziet dat deze onheilspellend grijs is geworden. Het duurt niet meer lang of het gaat regenen. Toch twijfelt hij. Een voorgevoel heeft zich in zijn binnenste verspreid, voorzichtig. Nauwelijks waarneembaar. Maar het is er. Aarzelend doet hij een stap naar voren en duwt tegen de deur die met een luid piepgeluid open gaat.